dinsdag 13 januari 2009

Rendy

Iets meer dan een jaar geleden, toen ik in New York was, kwam ik op dezelfde dag twee keer in aanraking met de Ark gemeenschap. ‘s Middags door het lezen van het boek Adam van Henri Nouwen waarin hij zijn relatie met een meervoudig gehandicapte man beschrijft en betekenis geeft. En ’s avonds zat er een folder van de Ark gemeenschap in mijn voor-elke-dag-wat-boek die ik van mijn toenmalige vriendin had meegekregen. Ik weet nog dat ik het niet als toevallig wilde aanvaarden en met enthousiasme aan mijn vrienden vertelde wat mij overkomen was.

Dinsdag ben ik met de trein naar de Ark gemeenschap in Gouda gereisd samen met Kathrin, een Duitse studente uit Rotterdam. Voordat ik beschrijf hoe dit was, eerst een korte beschrijving van de Ark gemeenschap. L’Arche (zoals het onvertaald heet) ontstond in Frankrijk 1964 toen de oprichter Jean Venier een gemeenschap stichtte met twee gehandicapte mannen. Ten opzichte van de gevestigde hulpverlening is zijn concept typerend doordat de relaties tussen mensen met en zonder een verstandelijke handicap de basis vormen en daarnaast de wederkerigheid binnen deze relaties. Verstandelijk gehandicapten, zowel enkel- als meervoudig, zijn de kernbewoners van iedere gemeenschap. Ze heten kernbewoners omdat zij de meest stabiele factor zijn en de gemeenschap door hen mogelijk wordt gemaakt. Daar omheen staan assistenten en vrijwilligers die zowel binnen als buiten de gemeenschap kunnen wonen. Wereldwijd zijn er inmiddels zo’n 135 gemeenschappen, verdeeld over alle continenten. Sinds 1995 is er een Ark gemeenschap opgericht in Nederland, en wel in Gouda.
We kwamen daar aan het einde van de middag aan. Ik werd ontvangen in de huiskamer waar de kernbewoners, assistenten en vrijwilligers koffie en thee aan het drinken waren. Terwijl er thee voor me werd ingeschonken, maakte ik kennis met Willie, Walter, Esther en Rendy. Willie is een gezellige kletser en maakt het haar luisteraar makkelijk de draad te verliezen doordat ze steeds namen vergeet, terwijl ze toch het liefst over mensen praat. Toen Esther naast me kwam zitten, pakte ze mijn arm en sloeg die om haar heen waarna ze een poging deed me een zoen te geven. Jammer genoeg voor haar werd ze teruggefloten door een assistent die het toch wat te snel vond gaan. Walter was een kwartier voor het eten als een ervaren hardloper door de kamer aan het rennen van enthousiasme. Of het nou door het enthousiasme was, door het rennen of beide; hij at zijn overvolle bord met gemak op.
Wat wel het meeste indruk op mij maakte was het avondgebed. Na het eten en opruimen gingen we in de zithoek zitten en werd de kaars op de tafel aangestoken. De lamp ging uit, iedereen werd stil en op de achtergrond draaide de cd-speler een Taizelied. In de stilte bemerkte ik pas hoe kritisch ik eigenlijk was. De assistenten leken mij soms bot en ongeïnteresseerd naar de kernbewoners. En de eenvoudige viering sloot naar mijn idee niet goed op hen aan. Ik schrok van mijn eigen kritische houding en wilde net doen alsof die er niet meer was. Tijdens het laatste gedeelte van de viering mocht iedereen een gebed uitspreken en Rendy, een kernbewoner, deed dit ook. Ietwat verlegen vertelde hij aan God met zijn zachte en lage stem in korte zinnen met lange pauzes welke dingen hij allemaal had gedaan vandaag. ‘Ik vond het leuk … dat ik enveloppen heb gemaakt … En het was leuk dat Timo en … Kathrin hier kwamen eten.’ Zo vertelde hij zo’n tien minuten lang welke dingen allemaal leuk of niet leuk waren aan vandaag. Ik realiseerde me hoe snel ik beheerst kan worden door het tegenovergestelde van wat ik zag in hem. Beheerst door het verlangen alsmaar verbetering te zoeken en mijzelf te willen bewijzen. Wat blijft daar nog van over als ik, net als Rendy, in eerste instantie genoegen neem met wat er al is? Ongeacht mijn schijnbaar verkregen positie en prestaties en zelfs ongeacht mijn aandeel in de relatie met een Almachtig God, ben ik geliefd.

‘Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad.’
(1 Johannes 4:19)

In mijn kritische houding naar anderen toe verschuilt zich een kritische houding naar mijzelf. Wanneer ik terug kom bij de eerste Liefde, besef ik weer dat alles daar begon en steeds opnieuw weer begint. Mijn bidden, mijn liefhebben, mijn dromen en mijn werken. ‘Al had ik alles, maar had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.’

vrijdag 2 januari 2009

Om mee te beginnen

Een paar weken geleden kwam in mij weer eens het idee op om een blog te gaan schrijven. Dit is al vaker gebeurd, maar ik wilde er steeds niet aan beginnen omdat het tijd kost en ik er de zin niet van inzag mijn persoonlijke ervaringen en gedachten toe te vertrouwen aan deze open ruimte. Hoewel ik ervan houdt om te schrijven in mijn dagboek en zo mijn gedachten en gevoelens te ordenen, is het toch iets heel anders om te schrijven voor anderen. Dit is juist mijn motivatie geworden om hier zo nu en dan iets te verwoorden van mijn leven. Schrijven is toch een kunst. Hoe komen mijn woorden over op mijn lezer? Maar niet alleen het schrijven zelf is een kunst. Kan ik met woorden mijn leven inzichtelijk maken? Je zou het ook zo kunnen vragen: Ben ik zelf leesbaar? Kun jij me verstaan? Dit zou ik graag hier willen leren, omdat ik denk dat dit delen, geven kan worden.

‘Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden’ (Joh 15:13)

Ik ben hier nog mijlenver van verwijderd. Mijn leven delen is vaak nog een manier van aandacht vragen of bevestiging zoeken. En daar waar ik kwetsbaar ben en het misschien wel veel herkenning door openheid kan bieden, durf ik het niet te delen. Misschien dat Jezus het daarom ook over een mosterdzaadje en lelies had en over een lamp die beslist niet onder de korenmaat gezet moest worden. Tenslotte ben ik benieuwd naar jullie reacties, ervaringen en inzichten ook al zijn ze misschien heel anders dan de mijne.